Wat als een kind stervende is? Welke voorzieningen zijn er? Wat kan je als betrokkene doen om het kind extra te ondersteunen?
Een eerste pagina gaat over het project "Koester", de eerste palliatieve thuiszorgequipe voor kinderen in Vlaanderen. Op de tweede pagina leg ik het principe van "helende verhalen" uit. Aan de hand van een concreet voorbeeld leg ik uit, hoe je zelf zo een verhaal kan opbouwen om je kind te ondersteunen bij emoties en vragen die niet zo evident zijn. Ook kindermassage kan heel betekenisvol zijn bij een kind dat stervende is. Meer info daarover vind je in het artikel "Rouwen bij kinderen".
Als een kind stervende is... "Koester", een palliatieve thuiszorgequipe voor kinderen
In Vlaanderen ontstond 20 jaar geleden uit de afdeling kinderhemato-oncologie van het UZ Gent het project "Koester" dat ouders en zieke kinderen thuis bijstaat. Naar aanleiding van die verjaardag werd er vorig najaar een symposium over het project gehouden.
"Koester" maakt het mogelijk dat de behandeling van zieke kinderen zoveel mogelijk thuis kan doorgaan. Koester helpt met de coördinatie van de zorgtaken tussen de verschillende hulpverleners: ziekenhuis, huisarts, thuisverpleegkundige en anderen en verleent psychosociale bijstand aan ouders en kinderen, ook nadat het kind genezen verklaard is of na het overlijden van het kind. Het gaat vooral om kinderen met kanker, maar ook kinderen met andere chronische en levensbedreigende ziekten komen in aanmerking.
Het Koesterteam bestaat uit kinderoncologen, verpleegkundigen die 24u op 24u beschikbaar zijn en psychologen.
In België krijgen jaarlijks ongeveer 300 kinderen kanker (vooral leukemie). Dat betekent dat ongeveer 1 op de 600 kinderen hiermee geconfronteerd worden en dat op jonge leeftijd (de helft is jonger dan 5 jaar). Ongeveer 80% van de kinderen geneest.
Tijdens haar twintigjarig bestaan heeft Koester 1300 kinderen opgevolgd, waaronder meer dan 350 kinderen ook tijdens de palliatieve fase.
Het project is voorlopig uniek in Vlaanderen. De opstart van een tweede project in Leuven is bezig.
Nog maar recent is er een wetgevend initiatief geweest om dergelijke projecten te erkennen en ook te financieren (wet van 5 maart 2009 op de erkenning en de financiering van palliatieve thuiszorgequipes voor kinderen). In oktober van vorig jaar is "Koester" zo als eerste erkend als "Pediatrische Liaison Functie" en wordt een structurele financiering van het project mogelijk.
Tijdens het symposium kwamen ook enkele Nederlandse specialisten aan het woord. Een vergelijkbaar project zoals "Koester" blijkt daar nog niet te bestaan.
Marijke Kars van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht, sprak er over ouderschap in de context van verlies. Zij wees op de voortdurende inwendige strijd bij ouders tussen de wens om hun kind te behouden en de bereidheid hun kind te laten gaan, waarbij tijdens de palliatieve fase geleidelijke aan een overgang van behouden naar laten gaan plaats grijpt. Die overgang is natuurlijk niet vanzelfsprekend en kan bij de beide ouders verschillend verlopen. De communicatie tussen beide ouders open houden is dan heel belangrijk. Maar vaak komen ouders daar niet aan toe: vaak zijn de kinderen in de buurt en als ze naar bed zijn, zijn de ouders veelal zelf te moe om nog met elkaar te praten.Wanneer ouders zich te lang 'behoudend' opstellen en niet willen of kunnen zien dat het einde nakend is, kan hen dat kansen ontnemen om datgene te doen of te zeggen wat nog belangrijk is. Bovendien kunnen ze vanuit een behoudende attitude leuke activiteiten forceren die voor het zieke kind eigenlijk al te lastig of te pijnlijk geworden zijn. Ouders zijn ook subjectief in het beoordelen van pijn. Een 'behoudende' ouder zal bijvoorbeeld opkomende pijn eerder optimistisch beoordelen (nog even wachten, het is misschien gewoon een griepje) dan een 'loslatende' ouder.
Uit Nederlands onderzoek blijkt dat één derde van de bevraagde ouders met hun kinderen over het sterven gesproken had en twee derde niet. Van de eerste groep had niemand spijt dat gedaan te hebben, in de tweede groep waren er wel een aantal ouders die het achteraf spijtig vonden daar niet met hun kind over gesproken te hebben.
Voor hulpverleners is het belangrijk de rol van de ouder steeds te erkennen.
Marie-José Pulles, adviseur kinderpalliatieve zorg, had het over de mythe van de zelfredzame ouder. Ouders hebben hulp nodig, maar wat die precies moet inhouden, kunnen ze vaak zelf niet beschrijven omdat de situatie zo onwezenlijk en zo uitzonderlijk is. Hen nabij zijn en oprechte aandacht aan het zieke kind, de ouders en het gezin geven, is dan ook het beste uitgangspunt. Belangrijk is om naar het gezin zelf toe te gaan, want ouders willen het liefste thuis zijn, omdat hun kind het liefste thuis is. Ouders willen hun tijd niet verliezen met het coördineren van de zorg voor hun kind, zodat het goed is dat anderen deze taak op zich nemen.
Ouders weten intuïtief meestal wat goed is voor hun kind, maar onzekerheid, onwennigheid en angst doen hen aarzelen... dan is het goed om hen een duwtje in de rug te geven, hen te bevestigen. Zo vertelden de ouders van Elke hoe graag hun dochter naar de vertrouwde vakantiebestemming wou gaan, maar hoe lang ze daar over twijfelden door de precaire toestand van hun dochter. Na aanmoediging vanwege de thuisverpleegster, zijn ze toch vertrokken... uiteindelijk is hun dochter daar overleden, maar achteraf bekeken zijn ze heel dankbaar dat het zo gegaan is en dat ze de wens van hun dochter hierin konden volgen.
Ook al kan je een kind niet genezen, je kan het wel 'helen' en heel kan je je pas voelen als je nog steeds als kind gezien, gehoord en gekend voelt. In die zin is het belangrijk dat het kind zo lang mogelijk naar school kan blijven gaan, ook al lijkt dat in die situatie op het eerste gezicht niet langer zinvol. Eén en ander hangt natuurlijk ook af van de wensen van het kind.
De psycho-sociale zorg van palliatieve kinderen door Koester bestaat er ondermeer in dat een psycholoog op thuisbezoek gaat bij de kinderen en een sociaal werker helpt bij het praktisch organiseren van hun gezinsleven rond de palliatieve zorg voor hun kind (loopbaanonderbreking palliatieve zorgen, hulp aan huis...).
Ook vragen rond administratieve en financiële zaken worden verder opgevolgd.
Er wordt een klasbezoek en/of een overleg met directie, leerkrachten en het CLB van de school van het kind georganiseerd en als de ouders dat wensen wordt er ook op bezoek gegaan in de klas van de broers en zussen. Tijdens een klasbezoek kan informatie verstrekt worden, vragen beantwoord en klasgenootjes gestimuleerd om in contact te blijven met het zieke kind en de familie.
Bij overlijden wordt het gezin gecontacteerd om hen bij te staan waar nodig en gewenst. Ook na het overlijden kan het gezin altijd bij hen terecht en worden er ontmoetingsdagen en –avonden georganiseerd voor de ouders, grootouders, broers en zussen.
Meer info over Koester vind je op www.kinderkankerfonds.be
Helende verhalen om kinderen te ondersteunen
Voor kinderen kan je heel wat boekjes in de bibliotheek of de boekhandel vinden met verhalen waarin het kind zich kan herkennen en die het kind informatie en 'taal' aanbieden, zodat het kind meer grip krijgt op gebeurtenissen en gevoelens.
Maar een heel bijzondere manier om je kind via verhalen te helpen, is het zelf schrijven van een 'helend verhaal'.
Een helend verhaal is een gepersonaliseerd verhaal, waarbij je kind of een figuur waar je kind zich gemakkelijk mee identificeert, de hoofdrol speelt en in gelijkaardige omstandigheden als je kind terecht komt èn uiteindelijk een oplossing voor zijn probleem vindt. Omdat het verhaaltje op maat van het kind en zijn situatie geschreven is, zal het kind zich sterk identificeren met de hoofdpersoon in het verhaal en werkt de aangereikte oplossing op een heel diep (onbewust) niveau door.
Met een kind over de dood spreken is immers niet evident. Niet alleen ligt het gevoelsmatig soms moeilijk, er is ook niet veel 'taal' voor het spirituele aspect van het sterven. Misschien voel jij heel wat dingen aan die je graag wil delen met je kind, maar zijn die dingen moeilijk in woorden te vatten, laat staan in woorden die ook voor het kind (reeds) betekenis hebben. Sterven maakt immers geen deel uit van zijn alledaagse werkelijkheid. Met een verhaal of een sprookje breng je niet alleen woorden over, maar een hele realiteit. Door het magische van een sprookje kan je het onzegbare overbrengen, zonder op de beperkingen van taal te stuiten.
Hoe schrijf je zo een verhaal?
Bij wijze van voorbeeld, werk ik hierna een verhaaltje uit voor Sofie, een meisje van ongeveer tien jaar dat stervende is (het is een fictief voorbeeld).
Vooraleer je met een helend verhaaltje begint, is het belangrijk om heel goed te observeren waar het kind blijft 'steken' en waar het om hulp vraagt. Kinderen zijn zelden in staat om concreet om hulp te vragen, maar geven wel signalen waaruit blijkt dat ze hulp nodig hebben. Denk maar aan ongepast gedrag, teruggetrokkenheid, buikpijn, slecht slapen of eten... Wat zit hier achter? Waar is het kind mee bezig? Loopt het ergens op vast en zo ja, waarop?
Een helend verhaal is een antwoord op een hulpvraag van het kind en niet op de wens van een ouder om het gedrag van het kind te veranderen. In dat laatste geval zit er immers verborgen kritiek in het verhaal en dat is uiteraard niet helend. De bedoeling van het verhaal is om het kind bij zijn innerlijke hulpbronnen te brengen zodat het weer verder kan.
Stel dat het kind in mijn voorbeeld angstig blijkt te zijn omdat het niet weet hoe het zal voelen om dood te zijn. Misschien is die angst toegenomen door het gebrek aan duidelijke antwoorden vanuit haar omgeving en probeert het meisje de angst te omzeilen door ook alles wat met haar sterven te maken heeft uit de weg te gaan. Misschien viel dat in het begin nog mee, maar wordt dat steeds moeilijker waardoor ze zich uiteindelijk heel onbeleefd en uitdagend gaat opstellen tegenover de zorgverleners. Dat gedrag is heel ongebruikelijk voor het kind, waardoor er een alarmlichtje gaat branden bij haar ouders. Door zich te verplaatsen in hun dochter en met haar te praten, begrijpen ze dat hun kind bang is omdat ze niet weet hoe het zal zijn om dood te zijn en dat ze geen blijf weet met die angst. De ouders hebben zelf wel enig aanvoelen over wat er kan gebeuren na het sterven, maar weten niet goed hoe dat in begrijpbare woorden uit te drukken. Bovendien willen ze hun kind niets 'wijsmaken'.
Een helend verhaal of sprookje biedt hiervoor een uitstekende uitweg. De bedoeling van een helend verhaal is om het kind bij een innerlijke hulpbron te brengen, waardoor het kind weer verder kan. Een belangrijke hulpbron in deze situatie is vertrouwen: het vertrouwen dat je er nooit alleen voor staat, ook na het sterven, dat het niet griezelig of eng is om dood te gaan, dat een nieuwe situatie nieuwe mogelijkheden biedt, dat het niet nodig is om alles op voorhand precies te weten, dat de verbinding met de mensen die je moet achterlaten niet verbroken wordt.
Het verhaaltje begint met de introductie van een hoofdpersonage.
Er was eens een heel lieve prinses. Ze heette prinses Sofie en was niet alleen lief, maar ook slim en grappig. Haar ouders en broertje waren dol op haar. Prinses Sofie genoot er van om urenlang in het bos dicht bij haar paleis met haar vriendinnetjes verstoppertje te spelen of met haar hond Twinky te stoeien.
Het hoofdpersonage heeft dezelfde naam, eigenschappen en voorkeuren als het kind, maar enkele fantasie-elementen (prinses, paleis...) verheffen het verhaal boven de dagdagelijkse realiteit en suggereren dat er bijzondere dingen mogelijk zijn. Kies voor elementen die aansluiten bij de interesse van het kind. De positieve benadering (een prinses waar iedereen dol op is) versterkt meteen ook het zelfvertrouwen van het kind. In een helend verhaal kan je ook de positieve kant of de kracht tonen van eigenschappen die doorgaans minder gewaardeerd worden (bijvoorbeeld: een verstrooid en dromerig kind wordt omschreven als een bijzonder kind dat in staat is door tijd en ruimte te reizen).
Daarna wordt de context en het probleem geschetst. Vermijd omschrijvingen waardoor het kind het gevoel kan krijgen schuldig te zijn aan de situatie. Een verhaallijn waarbij de prinses te ver afdwaalde in het bos en daardoor op een boze fee botste die haar betoverde waardoor haar lichaam ziek werd, is in die zin niet zo'n goed idee.
Op een mooie maandag, toen prinses Sofie met Twinky door het bos rende, kwam ze op een open plek waar een reusachtige paddenstoel stond. Het was een heel hoge paddestoel met een heleboel verdiepingen. Prinses Sofie stond er verbaasd naar te kijken: zo'n hoge paddenstoel had ze nog nooit gezien! Maar nog verbaasder werd prinses Sofie toen een deurtje in de paddenstoel openging en een konijn met een grote bril op zijn neus naar buiten kwam gehuppeld. Hallo Konijn, vroeg prinses Sofie beleefd, kan u mij vertellen wat voor paddenstoel dit is?Dag prinses, antwoordde het konijn (het konijn was een mensenkenner en begreep meteen dat hij hier met een prinses te maken had), dat is het kantoor van de reisboekhouders. De reisboekhouders? vroeg prinses Sofie verbaasd. Ja natuurlijk, hebt u nog nooit van de reisboekhouders gehoord? Prinses Sofie schudde beteuterd haar hoofd. Hoewel ze altijd heel flink oplette in de klas, had ze nog nooit van de reisboekhouders gehoord. De reisboekhouders... en hier pauzeerde het konijn even terwijl hij over zijn bril naar prinses Sofie tuurde... de reisboekhouders houden de reisboekhouding bij. En weg was hij.
Daar werd prinses Sofie niet veel wijzer van. Omdat ze haar nieuwsgierigheid niet kon bedwingen, stapte ze de grote paddenstoel binnen. Ze moest zich bukken om doorheen de deur te komen. Binnen was er een balie die bemand werd door een vriendelijke vrouw. Ze leek een beetje op een kabouter. De vrouw keek op, glimlachte vriendelijk en zei toen: goedemiddag prinses Sofie. Ik had u al verwacht. U hebt een afspraak op het derde verdiep in het eerste kantoortje rechts. Prinses Sofie deed haar mond open om te vragen hoe dat kon, maar de vrouw was intussen alweer verdiept in het grote boek dat voor haar lag. Prinses Sofie zag een trap en besloot meteen naar het derde verdiep te gaan. In het kamertje rechts zat een grote witte muis met een lange baard aan een bureau. Hij leek al heel oud. Toen hij prinses Sofie zag, riep hij: gaat u toch zitten prinses Sofie en hij wees naar een grote stoel voor zijn bureau. Lieve prinses, zei hij, terwijl hij bedachtzaam door zijn baard streek, hier in deze paddenstoel houden wij de boekhouding bij van alle reizen van alle mensen en dieren. Na een hoop ingewikkelde berekeningen waarmee ik u niet wil lastigvallen, kwam ik tot de vaststelling dat uw verblijf hier op aarde bijna afgelopen is. Ik wil u dan ook graag verzoeken om volgende vrijdag tegen vijf uur te vertrekken. Past u dat?
Prinses Sofie sloeg verschrikt een hand voor de mond. En op hetzelfde ogenblik verdween alles voor haar ogen: de oude, witte muis, het kantoortje, de reuzenhoge paddenstoel... Prinses Sofie lag languit op een open plek in het bos, terwijl haar hond Twinky kwispelstaartend aan haar voet likte.
Prinses Sofie ging rechtop zitten en liet het gebeurde tot zich doordringen. Hoe meer ze er over nadacht, hoe gekker ze het vond. Wat dacht die muis wel? Hoe kon ze hier nu vertrekken? Er had trouwens nog nooit iemand aan prinses Sofie verteld dat ze op reis was en hier maar tijdelijk verbleef. En als dat zo was, waar moest ze dan volgende vrijdag om 5 uur wel naar toe? En wat zouden haar ouders en broertje daar wel van vinden? En haar vriendinnen? Kon ze daarna nog terugkomen? En hoe deed je dat reizen? Per vliegende schotel misschien?
Het hoofd van prinses Sofie duizelde van al die vragen. Het was intussen avond geworden en het werd koud en donker in het bos. Sofie voelde zich plots heel bang worden. Gelukkig was Twinky bij haar, ook al leek hij ook niet helemaal meer op zijn gemak. Hij kwispelde niet langer met zijn staart en keek prinses Sofie vragend aan terwijl hij zachtjes jankte.
Weet je wat, Twinky, zei prinses Sofie, we lopen om het hardst naar huis en dan vergeten we heel dit gedoe. Het was vast maar een nare droom. Wie verzint er nu zoiets geks?
Prinses Sofie en Twinky zetten het op een lopen en gelukkig zagen ze na een tijdje in de verte het paleis liggen.
De volgende dagen probeerde prinses Sofie heel hard te vergeten wat de muis haar gezegd had, maar hoe harder ze probeerde, hoe moeilijker het werd. Daardoor kon ze slecht slapen en eten en werd ze steeds humeuriger. De lieve prinses werd een zwijgzaam en boos meisje. In spelen had ze niet veel zin meer – iedereen werkte op haar zenuwen. Toen de kamermeid bezorgd vroeg wat er scheelde, kreeg ze enkel een snak en een beet terug.
Probeer in het verhaal zo goed mogelijk het karakter en typische reacties of handelingen van je kind neer te zetten. Verwerk ook enkele waargebeurde feiten en reacties in het verhaal, zodat het kind het echt als zijn of haar verhaal ervaart.
Vervolgens is het tijd voor een oplossing. De oplossing kan een dier, een persoon of een andere sprookjesfiguur zijn. Belangrijk is dat het om iemand gaat die kracht, wijsheid en vertrouwen met zich meebrengt. Beschrijf het dier of de persoon zo zintuiglijk mogelijk (wat zie je? hoor je? voel je? ruik je?). Dat helpt je kind om goed in contact te komen met de krachten waarvoor het dier of de persoon symbool staat.
Maar toen, op de ochtend van de donderdag, gebeurde er iets. Prinses Sofie werd wakker van klaroengeschal en een bode riep luidkeels door de gangen van het paleis: mevrouw de Reisfee is gearriveerd! De Reisfee? Wie was dat nou weer?
Prinses Sofie sloop nieuwsgierig de trap af en daar beneden in de hal, stond ze: de Reisfee. Prinses Sofie keek haar ogen uit. De Reisfee zag er prachtig uit. Ze had lange, blonde haren die zachtjes opwaaiden, hoewel er helemaal geen wind was. Haar lange, mooie, zijden jurk en de mantel om haar schouders straalden pastelkleurig licht uit – alle kleuren van de regenboog! En toen de fee haar gezicht ophief naar prinses Sofie, hoorde prinses Sofie het heldere geluid van belletjes die zachtjes rinkelden. Prinses Sofie keek in een paar helderblauwe ogen die haar ontzettend vriendelijk aankeken en op hetzelfde moment voelde ze hoe ze van de trap getild werd en naar de fee toe zweefde. Hoe kan dit nu? dacht prinses Sofie. De fee glimlachte en alsof ze haar gedachten gehoord had, antwoordde ze: je kunt veel meer dan je denkt, lieve prinses Sofie. Prinses Sofie zweefde zo licht als een veertje naar de Reisfee toe en toen ze heel dichtbij was, zag prinses Sofie hoe er ter hoogte van het hart van de fee een prachtig warm licht straalde. Prinses Sofie keek naar het licht en plots zag ze zichzelf. Ze zag hoe ze enkele dagen geleden angstig door het bos liep, ze zag hoe ze daarvoor onbezorgd met haar vriendinnetjes speelde, ze zag zichzelf op school, met haar ouders in het paleis, toen haar broertje geboren werd en toen ze zelf nog een kleuter was en tenslotte zag ze zichzelf als een heel klein baby'tje in de wieg. En toen zag ze een lege wieg en hoe de Reisfee haar zachtjes in de wieg neerlegde.
Ja, lieve Sofie, zei de Reisfee, een heel eind geleden heb ik jou hier gebracht en straks vertrekken we hier samen. Hoe was je verblijf hier? Heb je hier fijne mensen leren kennen? Heb je hier veel geleerd?
Prinses Sofie knikte. Ja, ze had het hier best naar haar zin gehad. Ook al deed haar broertje soms vervelend tegen haar. Maar eigenlijk was dat helemaal niet erg. Het speet haar erg dat ze afscheid van hem en haar ouders moest nemen.
Dat begrijp ik, zei de Reisfee. Ze raakte prinses Sofie zachtjes met haar vingertoppen aan, precies op de plek waar haar hart zat. Kijk, zei de Reisfee en prinses Sofie keek naar de plek waar de fee haar aangeraakt had. Prinses Sofie zag drie lichtjes verschijnen, ze kwamen precies recht uit haar hart. De lichtjes werden groter en vormden elk een mooie, glinsterende parel. Geef aan iedereen die je dierbaar is een parel uit je hart, zei de Reisfee. Als je vertrokken bent, kunnen ze de parels bij zich dragen, in hun hart, in hun hoofd of in hun broekzak. En als ze je missen, dan kunnen ze die parel in de palm van hun hand leggen en dan zal het zijn alsof ze je hand vasthouden. Of ze kunnen hem in hun oor leggen, zodat ze je stem horen. Of in hun oog, dan zullen ze je zien, licht en stralend, zoals je altijd bent geweest.
Oh, dat is mooi, zuchtte prinses Sofie. Maar wat gebeurt er dan met mij? Waar ga ik naar toe?
Dat weet ik nog niet, prinses, antwoordde de Reisfee. De kaart van onze reisweg zit nog verborgen in jouw hart. Als we vertrekken, sla ik mijn mantel om je heen en zal hij ons voeren naar de plek die op jouw kaart staat. Soms is het een prachtige tuin met lichtgevende vlinders en een enorme glijbaan, soms is het een wijd strand waar je dagenlang kan spelen met andere kinderen, soms is het een warm bed, als je moe bent en even moet bekomen van de reis. Wat het ook is, het is wat jij op dat moment nodig zult hebben en waar je in het diepst van je hart naar toe wilt. En af en toe zal je zelf een kleine vlinder of een vogeltje worden om hier in het paleis rond te fladderen en te kijken hoe het met je ouders en je broertje gaat.
Waaaw, zei prinses Sofie, dat zie ik wel zitten. Mogen er ook honden mee op reis? Wie weet, lachte de Reisfee. Ik vertrek nu, maar we zien elkaar morgen terug. En de Reisfee vertrok.
Na het aanbrengen van de oplossing, bevestig je nog eens dat voor de hoofdrolspeelster het probleem nu van de baan is.
Prinses Sofie voelde zich nu behoorlijk opgewonden. Wie weet wat haar allemaal te wachten stond en wat ze allemaal te zien zou krijgen? Met de Reisfee in de buurt, leek het haar helemaal niet zo eng meer om op reis te vertrekken.
Maar eerst ging ze naar de keuken, waar haar ouders en broertje al zaten te ontbijten. Het was de laatste dag van haar verblijf hier en het stond vast dat dat een heel bijzondere dag zou worden.
Voor de beschrijving van wie de prinses zal helpen bij haar reis en van de plek waar de prinses naar toe gaat, kan je gerust beroep doen op je fantasie. Wie of wat zal jouw kind helpen en waar zal jouw kind naar toe gaan? Het lijkt vreemd om hierover te fantaseren, zeker omdat we geleerd hebben om een duidelijke lijn te trekken tussen werkelijkheid en fantasie en dat het niet hoort om over ernstige dingen te fantaseren. Maar waar de werkelijkheid onbekend terrein is, zijn we overgeleverd aan ons intuïtief weten en onze fantasie is een uitstekende geleider voor onze intuïtieve kennis. Al fantaserend kom je uit op wat je intuïtief aanvoelt. Je hoeft ook niet bang te zijn om de bal mis te slaan. Eenmaal het kind opgaat in het verhaal, zal het jou wel aanvullen of corrigeren als in zijn of haar aanvoelen iets niet klopt. Het gaat hem ook niet zo zeer om de feiten in het verhaal, maar om de universele kracht die er mee aangeboord wordt, zoals hier vertrouwen in de cyclus van leven en sterven.
Het is ook een uitstekende gelegenheid om van je kind te horen hoe hij of zij denkt dat het zal zijn.
Stem de lengte van het verhaal en het taalgebruik af op je kind. Probeer je ook te beperken tot één probleem. Misschien is je kind ook bang voor pijn of vervelende behandelingen. In het voorbeeldverhaal komt de ziekte en alles wat daarbij hoort niet in beeld omdat het uitgangspunt de angst was die voortspruit uit het niet weten van er na de dood gebeurt. Aangezien het hier om heel uiteenlopende angstgevoelens gaat, is het beter om met verschillende verhaaltjes te werken, zo niet verliest je verhaal aan kracht en helderheid.
Het bijzondere aan een helend verhaal is dat het onmiddellijk werkt. Je voelt je kind veranderen terwijl je het voorleest, omdat je met het verhaal dingen op een heel diep niveau aanraakt en aan een behoefte van het kind beantwoordt. Het kind zal vaak zelf vragen om het verhaal nog regelmatig eens te horen. Je kan aanvullend, zeker bij jongere kinderen, ook creatief aan de slag gaan met het verhaal: taferelen laten tekenen, popjes knutselen enzovoort.
Ook het feit dat je als ouder het verhaaltje zelf voor je kind gemaakt hebt, is van grote waarde voor het kind, maar ook voor jezelf.
Meer informatie over helende verhalen vind je op de websites www.helendeverhalen.nl en www.helendeverhalen.be
De methode wordt goed uitgelegd in het boekje: Helende verhalen, metaforen voor kinderen met allergische reacties, overgevoeligheden of angsten, Paul Liekens en Ann Delnoy, Ankh-Hermes B.V., 2003, 151 pagina's.
Als je hulp zoekt bij het schrijven van een helend verhaal in een rouw- of stervenssituatie, kan je ook met mij contact opnemen.