Sterven volgens het Tibetaans Boeddhisme: de vijf elementen en de winden
In het Tibetaans Dodenboek wordt het stervensproces beschouwd als een geleidelijke ontwikkeling en geleidelijk dagen van steeds subtielere niveaus van bewustzijn, terwijl de bestanddelen van lichaam en geest één voor één oplossen en het proces voortschrijdt naar de openbaring van het meest subtiele bewustzijn: de Grond-luminescentie of het Heldere Licht. Het stervensproces wordt opgedeeld in twee stadia: de uiterlijke oplossing van de zintuigen en de elementen en de innerlijke oplossing van de grove en subtiele gedachtestaten en emoties. Het stervensproces begint bij het moment waarop we een ongeneeslijke ziekte krijgen of een andere omstandigheid zich voordoet die zal eindigen met de dood en eindigt met het stoppen van de ‘innerlijke ademhaling'.
Uiterlijke oplossing van de zintuigen en de elementen
Volgens het Tibetaans Boeddhisme wordt ons lichaam gevormd en in stand gehouden door de elementen aarde, water, vuur, lucht en ruimte. Op het einde van ons leven lossen zij terug op, waardoor ons fysieke lichaam sterft.
De oplossing van elk van die elementen heeft aanleiding tot uiterlijke tekenen:
Aarde (alles wat vast is: skelet, spieren, vlees en het reukorgaan) : wegzakken, geen energie, moeite om hoofd rechtop te houden, geen gemakkelijke houding vinden, onrustig bewegen, opgewonden en verwarde geest, de greep verliezen, bewegingscoördinatie neemt af, bruine vlekken op de tanden, vale huidskleur, ingevallen wangen, ogen die moeilijk open en dicht gaan, het gevoel te vallen of verpletterd te worden.
Wanneer de stervende het visioen van een luchtspiegeling ervaart, betekent dit dat het aarde-element in het water-element opgelost is.
Water (alle vloeistoffen: bloed, tranen, zweet, urine, stoelgang en het smaakorgaan): druipende neus en kwijlende mond, vocht loopt uit de ogen, uitdrogen tong en ogen, strakke lippen waaruit het bloed is weggetrokken, kleverige mond en keel, invallen neusvleugels, incontinentie, trillen en beven, doodsgeur, lichamelijke gevoelens als pijn en welbehagen, hitte en koude wisselen elkaar af, de geest wordt wazig, ontevreden, prikkelbaar, nerveus, gevoel te verdrinken of meegesleurd te worden door een rivier.
Als het waterelement in het vuurelement oplost, kan er een visioen zijn van een nevel met daarin wervelende rookslierten.
Vuur (energie, lichaamskleur en -warmte, gezichtsorgaan): mond en neus drogen uit, voeten en handen worden koud, koude trekt verder richting hart, stoomachtige hitte boven kruin, adem wordt kouder, mond valt open, niet langer in staat iets te drinken of te verteren, de geest is afwisselend helder en verward, we herinneren ons namen niet meer of herkennen onze familieleden en vrienden niet meer, moeilijker om iets buiten ons te onderscheiden, gevoel zich in een vlammenzee te bevinden.
Bij oplossing in het luchtelement is er het teken van flikkerende rode vonken, als vuurvliegjes dansend boven een open vuur.
Lucht (ademhaling, tastorgaan, fysiek gevoel): moeizamere ademhaling, korte inademing gevolgd door lange uitademing, ogen rollen naar boven, niet meer kunnen bewegen, laatste gevoel van contact met de fysieke wereld glipt weg, hallucinaties, visioenen, gevoel van enorme wervelstorm die de hele wereld vernietigt. Al naargelang het soort leven dat betrokkene geleid heeft, kunnen akelige momenten in het leven herbeleefd worden of kunnen er gelukzalige visioenen zijn waarin de stervende liefdevolle vrienden en verlichte wezens ontmoet.
Luchtelement lost op in bewustzijn. Teken is een visioen van een vlammende fakkel of lamp met rode gloed.
Na drie lange laatste uitademingen, valt de ademhaling stil. Slechts een beetje warmte blijft achter in de streek rond het hart.
Etherisch (etherisch lichaam): lost op twintig minuten na het (fysieke) sterven (of sneller). Daarna valt de innerlijke ademhaling stil. Overledene is kort na overlijden dus nog sterk verbonden met zijn etherisch lichaam. Pas als het zilveren koord (waarmee alle energielichamen verbonden zijn) doorgeknipt wordt, lost de ziel ook het etherisch lichaam.
Soms volgen de stadia van uiterlijke oplossing elkaar snel op en zijn ze daardoor niet duidelijk waarneembaar. Het kan ook zijn dat het gebruik van medicatie deze uiterlijke tekenen verhult.
Innerlijke oplossing van gedachtestaten en emoties.
In het Tibetaans Boeddhisme wordt het lichaam gezien als een psycho-fysiologisch systeem, dat uit een dynamisch netwerk van subtiele kanalen, ‘winden' of innerlijke lucht, en essenties bestaat (cf. de meridianen uit de Chinese geneeskunde).
Wanneer de knopen in de kanalen losgaan, stromen de winden het centrale kanaal in. Met het verdwijnen van de ‘wind' die haar daar heeft gehouden, daalt de witte essentie, die wij van onze vader ontvangen hebben, en zich gedurende ons leven in de kruinchakra bevond, naar beneden, via het centrale kanaal, naar ons hart. Uiterlijk ervaren we een ‘witheid' (als ‘een heldere nacht verlicht door een volle maan'), innerlijk wordt ons bewustzijn helder. Dan begint de rode essentie van de moeder, vanuit de tweede chakra, naar boven te stijgen. Uiterlijk verschijnt er een ‘roodheid' (als ‘een door de zon roodgekleurde heldere herfsthemel'), innerlijk een gevoel van gelukzaligheid.
Wanneer de rode en witte essenties elkaar in het hart ontmoeten, wordt het bewustzijn als het ware tussen hen ingesloten. We ervaren een ‘zwartheid' (als ‘een hemel, leeg en volledig in duisternis gehuld') en een geestestoestand vrij van gedachten.
Als ons bewustzijn daarna op een subtiel niveau terugkomt, verschijnt onze ware natuur of boeddhanatuur (ook wel Grond-luminescentie genoemd).
Bron: RINPOCHE, Sogyal, Het Tibetaanse boek van leven en sterven, Servire, Antwerpen, 1994.