Dinsdag 25 september, voormiddag
Als ik de afdeling binnenkom, zie ik dat de kaars op het tafeltje aan de verpleegpost brandt. Dat betekent dat er iemand overleden is en dat hij of zij nog op de afdeling is. Als ik mij omgekleed heb, ga ik vlug even een blik werpen op het bord met de patiëntenkaartjes en zie ik dat het Maria is.
Bij de overdracht hoor ik dat Maria vanmorgen vroeg overleden is. Jan is zondag overleden. Omdat hij zo onrustig was, is de medicatie de zaterdagnacht op vraag van de familie opgedreven. Familie en vrienden hebben allemaal afscheid kunnen nemen. Er wordt een nieuwe opname verwacht rond elf uur. Vandaag is ook een beetje een bijzondere dag, want Mario is jarig. Iemand heeft een cadeautje gekocht en de verpleegkundige van de nacht heeft, terwijl hij sliep, ballonnen en slingers opgehangen in zijn kamer.
Maria
Maria ligt op een speciale kamer, waar we overledenen nog even op de eenheid kunnen houden, terwijl hun kamer opgeruimd en gepoetst wordt. Deze kamer is sober, maar mooi ingericht met een inspirerende tekst op de muur, een tafeltje met kaarsjes en ruimte voor foto's of persoonlijke voorwerpen van de overledene en zitplaatsen voor wie de overledene komt groeten. Het is er fris want een koelsysteem zorgt ervoor dat de temperatuur laag genoeg is om het lichaam te bewaren.
Ik ga naar binnen, want ik wil nog even afscheid nemen van Maria. Ze ligt in een frisse blauwe jurk op het bed. Een sjaaltje verdoezelt het hulpstuk dat haar kin ondersteunt, waardoor haar hoofd niet opzij zakt. Ze ziet er uit alsof ze ieder moment haar ogen zou kunnen opslaan. Haar warme, vriendelijke energie is in de kamer ontzettend goed te voelen. Het is alsof ze er nog helemaal is.
Ik voel mij een beetje onbehagelijk om zo te staan kijken op een overleden lichaam, net alsof ik aan het gluren ben. Na enkele minuten vind ik het dan ook welletjes en wil ik mij omdraaien, maar iets houdt mij tegen. Ik schuif mijn onbehagen opzij en neem nog even de tijd om rustig te voelen. Plots voel ik een stroom van vreugdevolle opwinding en dankbaarheid naar mij toekomen.
Het zit wel goed met Maria. Ik wens haar een goede reis.
Mario
Mario is inmiddels wakker geworden. Hij zit glunderend rechtop in zijn bed tussen slingers en ballonnen. We, dat wil zeggen, de poetsvrouw, de twee verpleegkundigen, de stagiaire, iemand van het support team en ikzelf, verzamelen aan zijn deur en gaan binnen om hem te feliciteren. We heffen een welgemeende ‘happy birthday' aan en overhandigen hem het cadeau. Ontroerd en met trillende vingers opent hij de verpakking en ontdekt een fles eau de cologne. Hij belooft ons allemaal een verjaardagsaperitief als zijn dochter er is en iemand haalt een fototoestel boven voor een groepsfoto.
Zijn dag kan alvast niet meer stuk.
Marjolein
Ik ga binnen bij Marjolein. Ze ligt wakker in bed. Ik vraag of ze goed geslapen heeft. Ze knikt. Ik vraag of ze al zin heeft om te eten en ze knikt terug. Ik maak haar eten klaar en help haar even later bij het ontbijt. Haar kracht neemt af en koffie drinken uit een gewone tas gaat niet meer. Ik gebruik een tuitbeker, maar de koffie koelt daar niet gemakkelijk in af. Ik roer en blaas, maar als de koffie eindelijk op een veilige temperatuur is, heeft Marjolein geen zin meer. Ik vraag of ze wil rusten. Ze knikt en ik ruim af.
Barbara
Barbara heeft slecht geslapen en nachtmerries gehad. Ze had liggen piekeren over haar doodsprentje en wat er op moest. Ze wil haar begrafenis zoveel mogelijk zelf vooraf regelen.
De pijn geraakt moeilijk onder controle en haar benen en voeten zijn sterk opgezwollen. Compressen met kamille brengen niet veel soelaas. Ze zegt dat het haar niet gegeven is geen pijn te hebben. Ik vraag haar wat er op moet op haar doodsprentje. Ze zegt 'zeker een bedanking' voor iedereen die zoveel voor haar gedaan heeft en ze wijst naar de vele mooie bloemen op haar vensterbank. De tranen stromen. Ik neem haar hand vast. Loslaten is niet gemakkelijk.
Vooraleer ik verder ga, ga ik eerst even naar het toilet. Niet dat ik dringend moet, maar ik wil even alleen zijn om alle indrukken van mij af te laten glijden en mij terug ‘leeg' te maken, vooraleer ik naar de volgende patiënt ga.
Robert
Robert heeft heimwee naar huis. Hij heeft veel moeite om de situatie te aanvaarden. Na overleg met zijn familie werd besloten dat hij om de andere dag naar huis mag. Zijn vrouw is niet in staat om hem dagelijks te verzorgen, maar om de andere dag en met een beetje hulp van de kinderen, zag ze uiteindelijk wel zitten.
Het wisselende ritme maakt het niet echt gemakkelijker voor Robert: op dagen dat hij naar huis gaat, is hij al van 's morgensvroeg wakker en opgewonden, de terugkeer 's avonds valt zwaar en de dag erna wordt hij verteerd door heimwee.
Hij is een echte zwartkijker en raakt geïrriteerd door vanalles en nog wat. Maar voor een babbel ben je meer dan welkom. Ik luister mild naar alle irritaties die de revue passeren. Ik voel zijn angst voor wat komen gaat. Zijn ganse beroepsleven was hij verantwoordelijk voor een grote groep mensen en nu wordt hij overgeleverd aan dokters die zijn ziekte niet kunnen genezen en niet kunnen voorspellen hoe en wanneer het zal aflopen. Hij kan dat heel moeilijk aanvaarden, de onzekerheid maakt hem nerveus. Via sarcasme kan hij heel wat ventileren. En tegelijk relativeert hij zichzelf ook wel: hij geeft grif toe dat hij een zwartkijker is. Voorts is hij vol lof over de ‘service' die hij op onze afdeling krijgt, mijn aanwezigheid inbegrepen. Dat maakt het wel gemakkelijker om Roberts zwartgallige opmerkingen te aanhoren. Bovendien staat hij eigenlijk ook wel open voor wat ik zeg. Als hij het heeft over al het slechte in de wereld dat in het nieuws op TV gebracht wordt en ik aangeef dat ik om die reden allang geen TV meer kijk en ik liever naar de schone dingen in de wereld kijk, vraagt hij uitdagend wat er dan schoon is, maar aanhoort hij mijn opsomming met een glimlach en zonder enig protest. Ik pols naar zijn overtuigingen omtrent een mogelijk leven na de dood en krijg als antwoord : "Bah, na de dood is er niets. Waarom zou er iets zijn? Er is nog nooit iemand teruggekomen om te zeggen dat er iets was!". Ik haal de bijna-doodservaringen van sommige mensen aan, waarop hij antwoordt dat hij geen zin heeft om als papegaai terug te komen. Ik glimlach en merk hoe er precies iets in zijn energieveld verandert.
De stagiaire kondigt aan dat zijn bad klaar is. Ik wens hem veel genieten in het bubbelbad en verlaat zijn kamer.
Greta
Greta is inmiddels met bed en al aangekomen. De verpleegkundigen van de afdeling waar ze vandaan komt, vergezelden haar tot hier en nemen hartelijk afscheid van haar. De familie wordt rondgeleid op de afdeling en een verpleegkundige start een verkennend gesprek met Greta, om haar beter te leren kennen.
Op de gang kruis ik een paar keer haar dochter. Ik schat haar rond de 25 jaar en zie dat ze het moeilijk heeft. Wanneer ze mij vraagt waar de toiletten zijn, loop ik even mee en merk ik op dat het niet gemakkelijk is. Ze knikt. Als ik haar later terug passeer, krijg ik een brede glimlach.
Na mijn wekelijkse wandeling met Mario, ga ik zelf ook even binnen bij Greta.
Ik vind een lieve, voorzichtige vrouw, wat onwennig in het bed in haar nieuwe kamer. Haar dochter is blijkbaar net vertrokken. Ik stel mij voor, vraag hoe het gaat, waar ze vandaan komt, of ze al lang ziek is, hoe het was om naar onze eenheid te komen.... Greta is blij met de belangstelling en begint te vertellen.
Terwijl ik luister, probeer ik zelf goed aanwezig te zijn en mij goed te gronden, zodat ook Greta gemakkelijker kan aankomen in haar nieuwe leefruimte.
Ik voel dat ze andere mensen niet graag tot last wil zijn en benadruk daarom nog eens extra dat ze zich niet moet generen om dingen te vragen, dat we er daarvoor zijn.
Ik merk dat ze vermoeid begin te raken van het babbelen en neem afscheid.
Op de verpleegpost praat ik nog even met de verpleegkundige over Barbara die het zo moeilijk heeft.
Ik zie dat de lijst met namen van genodigden voor het volgende bemoedigingsmoment uithangt. Ik check even voor wie er nog geen tekst geschreven is. Voor elke overledene wordt immers een persoonlijke tekst geschreven die tijdens het bemoedigingsmoment aan de familie overhandigd wordt. Door het grote verloop van de laatste tijd, zijn er heel wat namen en moeten er veel teksten geschreven worden. Ik vind iemand die ik mij nog goed herinner en plaats mijn naam op de lijst. Thuis zal ik er mij op het gemak eens aanzetten om iets op papier te gooien. De eerste zinnen zijn nooit gemakkelijk, maar dan gaat het wel en je weet dat het altijd deugddoend is voor de familie om nog iets over hun geliefde te lezen: een anekdote die ze nog niet kenden, over hoe hij of zij was tegenover ons, een bemoedigend woord...
Mijn shift zit er op. Ik kleed mij om en keer huiswaarts.